29 mei 2013

De raad is de baas; is de raad de baas?

6 november 2008
20070613.jpgEindhoven, woensdag 5 november 2008
Op vier november eindigde de raadsvergadering over het vaststellen van de begroting met een motie van afkeuring tegen het college. De strekking van de motie was dat het college te weinig informatie verstrekt aan de raad om het raadswerk naar behoren te vervullen. Een motie die puur was gericht op communicatie en omgang tussen raad en college, en zich  in de Eindhovense  situatie doortrekt in de omgang tussen oppositie en een als blok ervaren coalitie Een motie die ook als je hem niet steunt de aandacht moet krijgen die het verdient. Sinds de invoering van het dualisme zijn verhoudingen tussen raad en college verscherpt. De raad als hoogste orgaan ( de baas) stelt de kaders vast, geeft de grote lijnen aan die het college als ingehuurde deskundigen moet uitvoeren, daarbij geholpen door een uitgebreid ambtelijk apparaat met weer eigen vakdeskundigheid. Het college krijgt in dit model meer eigenstandige bevoegdheden en de raad een kaderstellende taak en controlerende taak over al die deskundigen. Het raadslid als volksvertegenwoordiger wordt door de burger zelden aangesproken op zijn of haar kaderstellende taak; maar wel op uitvoering die de burger raakt. In deze spagaat ontstaat een automatisme bij veel raadsleden om ook de uitvoering in detail te volgen. Daarop immers word je als  volksvertegenwoordiger aangesproken. Ik zie raadsleden in Eindhoven zich vastbijten in hun controlerende taak; uit verontrusting of door signalen uit de stad. De raad als baas begint vanuit die positie steeds meer te vragen aan het college. Vergelijk je deze rol met “bazen” in andere organisaties zie je juist de beweging om meer  te delegeren en vooral eigen verantwoordelijkheid te stimuleren. De raad als 45 koppig monster kan  niet  eenduidig kan optreden als een baas die motiveert en eigen verantwoordelijkheid stimuleert. Het college zal die ruimte dus niet altijd krijgen en de raad zal vaker terug vallen in de mechanismen van steun uit de coalitie en scherpere controle uit de oppositie.  Dit is een gegeven waar een college en met hen deskundige ambtenaren op hun eigen terrein meer rekening moeten houden. Het zou ook een reden moeten zijn voor de raad om niet te pas en te onpas te roepen dat zij de baas zijn. Het college op haar beurt dient zich deze positie van de raad te realiseren en zal zich dus niet te vaak mogen beroepen op de kaders die hen formeel zijn gegeven. Het vraagt een politieke antenne die hen stimuleert de raad meer en beter te informeren op die punten waar de raad beter wil controleren of mee wil kunnen praten over keuzes. Ik merk op dat deze antenne in het begin van deze periode beter afgestemd was dan in de huidige situatie. Als fractie lid van de PvdA stemde ik tegen de motie van afkeuring. Als voorzitter van het presidium wil ik door een andere bril kijken naar dezelfde motie. Dan heeft deze motie alleen verliezers. De constructieve oppositie die ervaart dat ze hun werk niet goed kunnen doen. Een coalitie die terecht of onterecht wordt aangesproken als een groot machtsblok. Het college dat zich gestraft voelt en vooral wordt aangesproken op informatie die ze niet geeft. Wil je van de verliezers weer winnaars maken mag je niet volstaan met het idee dat de motie  van afkeuring niet is aangenomen en dus van tafel is; maar zal ieder zich tegen deze achtergronden nog eens op de eigen rol moeten bezinnen. Dit vraagt anders geformuleerd dan de motie van afkeuring om een motie van bezinning van meerdere partijen.

Jan van den Biggelaar
Voorzitter van het presidium van de raad van Eindhoven.