‘Eigenlijk was het een koopje’
Voorlopig wordt er voor de centrale zelf vooral ingezet op behoud. Volgens ambtenaar Herman van Herwaarden vraagt de huidige staat van het gebouw niet om een ingrijpende onderhoudsoperatie. Ook aan de technische staat van de twee schoorstenen mankeert niet veel. Het zal vooral tot wat licht oplapwerk beperkt blijven; de centrale is immers al jaren buiten gebruik en het omliggende terrein ligt er verloederd bij.
De aankoop voor de centrale biedt voor het college vooral veel indirecte voordelen. „We hebben nu een strategische positie verworven op Strijp T, een voor de gemeente nog tamelijk onontgonnen gebied”, aldus Schreurs.
Op korte termijn kan een tweede indirect voordeel al worden ingezet: de aanleg van een groot parkeerveld in de ‘voortuin’ van de centrale. Dit terrein, in de hoek Beukenlaan-Zwaanstraat gelegen, moet zowel een tijdelijk (tijdens evenementen) als permanente uitvalsbasis worden voor Strijp S-parkeerders. Het terrein biedt plaats aan naar schatting 265 auto’s, en is vooral een beoogde parkeerplaats voor toekomstig NatLab (en dus Plaza Futura-) publiek.
Voor de gemeente biedt het veld bij de energiecentrale een veel goedkoper alternatief dan Strijp S zelf, waar de ruimte vooral in dure onder- of bovengrondse garages gezocht moet worden. Parkeren op het nieuwe terrein is voorlopig gratis.
Met de verwachte monumentale status van de centrale krijgt ook de Stichting Wederopbouwerfgoed Eindhoven haar zin. Die pleitte daar begin 2009 al voor, nadat Essent zelf aankondigde dat het bedrijf de centrale wilde slopen. Het geelkleurige fabrieksgebouw staat volgens de stichting symbool voor de groei en bloei van Philips en de televisie in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Bovendien is het voor veel Eindhovenaren een herinnering aan hun werkplek en vormt het een belangrijk deel van het industriële verleden van de stad. Zinspelen op een herbestemming deed de stichting ook al: een museum dat het industriële verleden in beeld brengt. „Eindhoven zou er een toekomstig theatergebouw bij hebben.”
San van Suchtelen