29 mei 2013

Burgemeester is het waard om gekozen te worden

18 oktober 2007

Met een opkomst van nog geen 10 procent is het referendum voor de nieuwe burgemeester in Utrecht mislukt.  De gevestigde orde was er vervolgens als de kippen bij om ervoor te pleiten dat burgemeesters weer op de oude vertrouwde wijze benoemd worden. Marco Esser zegt dat juist het Utrechtse voorbeeld bewijst dat burgemeesters het waard zijn om gekozen te worden.
Het leek wel alsof de grote politieke partijen in de Tweede Kamer op het mislukken van het Utrechtse burgemeestersreferendum hadden gewacht. De opkomstdrempel van 30 procent werd bij lange na niet gehaald. Bijna opgetogen lieten Tweede-Kamerleden vervolgens weten dat ‘het nu zeer de vraag is of we hier wel mee door moeten gaan’. Het CDA was altijd al tegen en de PvdA wil dat de gemeenteraad de burgemeester kiest. Minister Ter Horst heeft een onderzoek in het vooruitzicht gesteld. De conclusie daarvan lijkt – in ieder geval voor een Kamermeerderheid – al vast te staan: laten we het maar weer op de oude vertrouwde manier doen. Want: de kiezers willen geen burgemeestersverkiezing. Dat de kiezers geen burgemeestersverkiezing willen, leidt de Haagse elite af uit de zeer lage opkomst bij het Utrechtse referendum. Dat is onterecht. Keer op keer blijkt uit tal van onderzoeken dat kiezers wel hun burgemeester willen kiezen. De lage opkomst bij het Utrechtse referendum kende andere oorzaken. Voor iemand die het Utrechtse referendum op de voet heeft gevolgd, was de lage opkomst dan ook geen verrassing.
Het begon er al mee dat een spraakmakende sollicitant, Henk Westbroek, op een weinig chique wijze aan de kant werd gezet. Vervolgens besloot de vertrouwenscommissie dat twee kandidaten het beste waren: Aleid Wolfsen en Ralph Pans; beiden man, van buiten de stad, van middelbare leeftijd en ook nog eens lid van dezelfde partij (PvdA). De logische reactie van kiezers was dat zij geen verschil zagen. En waarom zou je dan naar de stembus gaan? In plaats van het benadrukken van de verschillen (de kern van campagne voeren) kwam kandidaat Pans vervolgens met het voorstel om de procedure open te breken. Hij wilde zelf kandidaat blijven. Wolfsen moest maar uit de race stappen, zodat iemand met een andere partijachtergrond het tegen hem kon opnemen. Pans wist (of behoorde te weten) dat wat hij vroeg helemaal niet kon. Het gevolg van zijn actie was wel dat nogmaals werd benadrukt dat er geen verschil zou zijn tussen de twee kandidaten. De gemeente Utrecht droeg ook niet bij aan een hogere opkomst. Zo verrichtte zij tijdens de campagne een onderzoek onder 352 (sic!) Utrechters. Conclusie: de verwachtte opkomst is 27 procent. Dan kun je tonnen euro’s aan flyers, advertenties en dergelijke spenderen, maar als je de uitkomsten van een dergelijk onderzoek een paar dagen voor de verkiezingen publiceert, zeg je in feite tegen de Utrechters: ‘Blijf maar lekker thuis, want die opkomstdrempel wordt toch niet gehaald’. Op de verkiezingsdag zelf werd zo’n beetje ieder uur vanuit stembureaus bericht hoe laag de opkomst was. Als je al wilde gaan stemmen, liet je dat na die berichten natuurlijk wel uit je hoofd. Kortom: zo bezien is het nog heel wat dat bijna 1 op de 10 Utrechters is gaan stemmen. Ondanks de lage opkomst liet de uitslag van het burgemeestersreferendum aan duidelijkheid niets te wensen over. Wolfsen kreeg 60 procent van de stemmen; tegenover 23 procent voor Pans. Het was voor Wolfsen de beloning voor een winnende campagne, waarin hij heeft laten zien dat hij een ander type mens met een andere bestuursstijl is.  Het was ook het bewijs dat de Utrechtse kiezers – ondanks het feit dat de twee kandidaten beiden van de PvdA waren – wel degelijk verschillen konden ontdekken. Ze waardeerden die ook op een bepaalde manier, namelijk door in grote meerderheid voor Wolfsen te kiezen. Als dat niet zo was dan hadden de stemmen zich wel pondsgewijs over de kandidaten verdeeld. De Tweede Kamerleden van de grote partijen gebruiken grofweg een tweetal argumenten om het burgemeestersreferendum de nek om te draaien. Het Utrechtse voorbeeld bewijst dat die argumenten geen hout snijden. Ten eerste zeggen de Kamerleden dat goede kandidaten voor burgemeestersposten afhaken, omdat zij geen zin hebben ‘om op de zeepkist te staan’. Mijn stelling is dat zulke kandidaten per definitie geen goede burgemeesters zijn. Kiezers willen zien dat kandidaat-burgemeesters bereid zijn om de harten van de inwoners te winnen. In Utrecht hadden zij al snel door dat Wolfsen geïnteresseerd was in de Utrechters en dat Pans wilde dat de Utrechters geinteresseerd waren in hem. Waar Wolfsen te vinden was in de wijken en bleef slapen bij mensen in de stad, mochten de kiezers bij Pans op audiëntie komen in een duur pand van een reclamebureau. In de tweede plaats gebruiken voorstanders van het benoemen van de burgemeester als argument dat een verkiezing niet mogelijk is, omdat een kandidaat-burgemeester geen eigen programma heeft. Hij/zij kan in een campagne niks kan beloven, omdat hij/zij nergens over gaat. Voor een deel is dit juist. In de ogen van kiezers is de burgemeester de baas van de stad. Het zou daarom beter zijn als hij/zij de mogelijkheid krijgt om op een programma gekozen te worden dat hij/zij vervolgens ook kan uitvoeren. Maar zelfs in de huidige situatie heeft de burgemeester veel invloed. Als voorzitter van het college van B&W kan hij/zij zich overal mee bemoeien, hij/zij gaat over 80 procent van de politieinzet en is de ambassadeur van de stad. In de Utrechtse campagne verloor Pans het bijvoorbeeld op het punt van veiligheid. Eerst vond hij Utrecht geen onveilige stad en later weer wel. Wolfsen wist zijn achtergrond als woordvoerder veiligheid in de Tweede-Kamer ten volle uit te buiten. Los van de inhoud, is er ook nog zo iets als de bestuursstijl. Dat is niet onbelangrijk. In de Utrechtse campagne maakte juist dat het verschil. Wolfsen liet zien dicht bij mensen te staan en benaderbaar te zijn. Als oud-rechter luistert hij eerst voordat hij een besluit neemt. Hij wil de menselijke maat in Utrecht behouden. Pans profileerde zichzelf veel meer als de bestuurder op afstand, die daadkrachtig is en warm voorstander van grote prestige projecten. Het belangrijkste argument om te pleiten voor een burgemeestersverkiezing is misschien wel het feit dat als in Utrecht op de oude vertrouwde wijze de burgemeester was benoemd, Ralph Pans de nieuwe burgemeester was geworden. Hij was de keuze van de Haagse lobbyist van de PvdA. En na burgemeesterschappen in Rosmalen en Almere was Utrecht het logische vervolg van zijn burgemeesterscarriere geweest. Nu had Utrecht de keuze en krijgt het de burgemeester die het wel wil: Aleid Wolfsen. Het Utrechtse voorbeeld bewijst: burgemeesters zijn het waard om gekozen te worden. Goed dus dat Eindhoven ook gekozen heeft voor een referendum. Hopelijk volgt Rotterdam binnenkort.
 
Marco Esser leidde de campagne van Aleid Wolfsen